Thursday, March 15, 2001

REPORT KRL 2000

Kleurrijk kerkzijn in Nederland
ontmoetingsdag voor religieuzen
van allochtone afkomst
9 november
1e Bijeenkomst


Voorwoord


De laatste jaren komen er steeds meer religieuzen vanuit het buitenland naar Nederland. Ze komen hier naar toe op verzoek van hun religieus instituut. Soms gebeurt dat om de zorg voor oudere medezusters of –broeders te helpen dragen. Anderen komen hier om pastoraal of missionair werk te doen. Verder zijn ook veel religieuzen in bestuurlijke functies werkzaam. Dit laatste geldt vooral voor religieuze instituten die hun moederhuis in Nederland hebben.

Voor het Centraal Missionair Beraad Religieuzen (cmbr) is dit een belangrijke ontwikkeling. Het cmbr is de commissie van de Konferentie Nederlandse Religieuzen (knr) die namens de Nederlandse religieuzen belast is met de gedachtevorming rond missie. Missionair gezien is de komst van religieuzen uit andere landen van belang om diverse redenen. Ten eerste komt duidelijk aan het licht hoezeer veel religieuze instituten een internationaal karakter hebben. Er is geen sprake meer van Nederlandse instituten met een missie in Indonesië, de Filippijnen, of enig ander land. In deze gebieden zijn nu gelijkwaardige provincies gevestigd, die om bovengenoemde redenen zusters naar Nederland hebben laten komen. Dit is te zien in de instituten, in de communiteiten. De multiculturele samenleving krijgt daar vorm. Zoals de hele Nederlandse samenleving geleidelijk aan verandert onder invloed van mensen uit andere culturen, zo veranderen de religieuze instituten in Nederland ook. Daardoor kan er ook een voorbeeldfunctie uitgaan van de religieuzen: samenleven met mensen uit andere culturen is mogelijk.

Er is nog een tweede reden waarom de komst van religieuzen uit andere landen naar Neder­land belangrijk is voor het cmbr. Religieuzen die bijvoorbeeld uit India of uit Afrika naar Nederland komen, laten zien dat missie iets is dat werkelijk in zes continenten vorm kan krijgen. Missie wordt losgemaakt van het schema 'rijk helpt arm', en dat is een goede zaak. Nederlandse missionaire organisaties moeten hun oor te luisteren te leggen bij deze missionarissen, om een goede kijk op hedendaagse missie te ontwikkelen.

Het cmbr organiseerde daarom een dag voor deze religieuzen om van gedachten te wisselen over hun taak hier in Nederland en hoe zij hun missionaire opdracht zien en beleven. Het kan een geslaagde dag genoemd worden, zoals u in het hier volgende verslag kunt lezen.

zr. Vera Ros, voorzitter cmbr

Wat vooraf gingReligieuze instituten zijn vanouds internationaal. Er is altijd al veel verkeer over de grenzen geweest. In de negentiende eeuw vestigden zich veel religieuzen vanuit Frankrijk en Duitsland in Nederland, omdat in die landen door politieke tegenstanders het religieuze leven onmogelijk werd gemaakt. Nederland dankt zijn vele religieuze instituten mede aan deze situatie.

De twintigste eeuw was de eeuw van de overzeese missie. Tienduizenden Nederlandse religieuzen trokken naar Latijns-Amerika, Afrika en Azië. De Nederlandse katholieke bevolking voelde zich erg betrokken bij de missionarissen. Zij werden ondersteund met allerlei acties en geldinzamelingen. Het beeld dat Nederlandse katholieken kregen van landen en mensen in andere werelddelen werd voor een deel bepaald door wat missionarissen erover vertelden.

Allerlei dingen veranderden er in de kerk en in de maatschappij in Nederland. Er kwamen steeds minder nieuwe religieuzen in Nederland, en steeds meer in de landen in het Zuiden
[1]. Maar ook veranderde het denken over missie. De apostolische exhortatie Evangelii Nuntiandi (1974) en de bisschoppelijke brief Naar een nieuw missionair tijdperk (1974) markeerden die verandering. Men ging nadenken over missie in zes continenten. Daarmee kwamen – althans in het denken – de verhoudingen tussen de kerk in het Noorden en die in het Zuiden heel anders te liggen. Geen relatie meer van afhankelijkheid, van helper en geholpene, maar een veel gelijkwaardiger idee. In de praktijk bleek dat nog niet mee te vallen, zeker ook omdat de materiële noden van mensen en organisaties in het Zuiden niet minder werden.
In dialoog
Uw komst naar Nederland past in deze ontwikkeling. Het is goed dat het Nederlandse kerkelijk leven versterkt wordt met mensen die uit andere landen, zelfs andere werelddelen komen. Nederland moet steeds meer een multiculturele samenleving worden, en wij als religieuzen kunnen daaraan bijdragen doordat we zelf deel uitmaken van een multiculturele gemeenschap: ons eigen religieus instituut.

De redenen die u heeft gehad om naar Nederland te gaan, zijn divers. Velen onder u zijn werk­zaam als bestuurder van uw instituut of in een bestuurlijke functie op het generalaat. Anderen zijn aan het werk in het pastoraat van migrantenparochies. Weer anderen zitten op een uitdrukkelijk missionaire functie, in het werk in grote stadswijken, voor dak- en thuislozen, voor prostituees, voor verslaafden. Tenslotte zijn er religieuzen die hier studeren, werkzaam zijn in de zorg voor medezusters en –broeders, of in een contemplatief klooster leven.

Het cmbr gaat dit ter harte. Als missionair beraad heeft het cmbr vanaf het begin gewerkt aan vernieuwing van de missionaire gedachte en het idee gestimuleerd van een gelijkwaardige inbreng van religieuzen uit andere continenten. De opvatting dat er ook in Nederland missionair werk te doen is, is door het cmbr al vroeg overgenomen.

In 1998 begon het beraad enkele gesprekken met wat wij noemden 'allochtone religieuzen'. Dat is een nare term: hij kan een stempel op mensen zetten en hij doet geen recht aan de grote verscheidenheid van religieuzen die naar Nederland zijn gekomen. Toch gebruikte het cmbr deze term, en wel omdat het beraad het belangrijk vindt om te laten zien dat u een eigen inbreng kunt hebben in de Nederlandse kerk en om ruimte te creëren om die inbreng te laten horen. Het cmbr wilde met deze dialoog recht doen aan deze ontwikkeling. Als het beraad zich anno 2000 wil uitspreken over de inhoud van missie, kan het uw inbreng niet missen.

De ontmoetingsdag
Tijdens een van deze gesprekken kwam het idee naar voren van een ontmoetingsdag. Het ontstond vanuit twee gedachten. Op de eerste plaats zou het cmbr op die manier met veel allochtone religieuzen in contact kunnen treden en bij hen peilen hoe zij denken over missie, en speciaal over missie in Nederland. Op de tweede plaats zou een ontmoeting met collega's misschien wel prettig zijn voor henzelf.

Het eerste doel is dus gericht op het werk van het cmbr zelf. Het cmbr bezint zich op de betekenis van missie en draagt de opvattingen van de religieuzen uit in de missionaire organisaties in Nederland. Zoals al eerder gesteld werd, is de aanwezigheid van medezusters en medebroeders uit andere werelddelen voor het beraad van groot belang. Het is een omkering van de traditionele gang van zaken en dwingt ons tot een bezinning op wat missie in Nederland inhoudt.

Het cmbr vermoedde ook dat het een aardige bijeenkomst kon worden voor de buitenlandse religieuzen zelf. Het moest een gelegenheid worden voor het uitwisselen van ervaringen, voor het discussiëren over de Nederlandse kerk en samenleving, voor gezamenlijk gebed en voor ontmoeting.

Om dat te bereiken werd er een programma in elkaar gezet waarin voor al deze dingen plaats was. Donne Schmaal vertelde over de veranderingen in de katholieke kerk in Nederland in de laatste vijftig jaar. Zuster Elsy Varghese sprak over haar ervaringen als missionaris in Nederland. Er was tijd om in groepen na te praten over de inleidingen. Verder was er tijd om elkaar te spreken en er was een viering. De dag werd afgesloten door zuster Paule Keusters, die namens het knr-bestuur verwoordde dat de Konferentie Nederlandse Religieuzen wil klaarstaan voor alle religieuzen in Nederland.
Een geschiedenis in drie fragmenten
lezing door Donne Schmaal

Het is geen gemakkelijke opgave: in een verhaal van krap een half uur de turbulente geschiede­nis van katholieken van vijftig jaar samen te vatten. Er zijn dikke boeken over geschreven, met veel verschillende invalshoeken. Om een verschil aan te geven: je kunt de kerkelijke invalshoek nemen. Dan lees je over het mandement van de bisschoppen in 1954, met de titel: de katholiek in het openbare leven van deze tijd'. Verschijnen er publicaties over het sociaal programma, lees je van pausen (waarvan er inmiddels twee zalig verklaard zijn), komt het Vaticaans concilie in zicht en het Nederlandse pastoraal concilie. Lees je van documenten en liturgievernieuwing, van een pausbezoek en, als het mee zit schrijft zo'n kerkelijke geschiedschrijving ook nog van de in 1985 ontstane Acht meibeweging. Je kunt kijken naar de maatschappelijke betekenis van het katholi­cisme. Dan ontdek je de vaak vooruitstrevende rol die religieuze instituten hadden, omdat ze op­pakten waar de nood hoog was: onderwijs aan meisjes, omdat die nogal eens van school gehaald werden om thuis te helpen en 'omdat het toch niet belangrijk was dat ze doorleerden, want ze trouwden toch..', onderwijs aan geestelijk gehandicapte kinderen, opvang voor wezen, onderdak voor ongehuwde moeders (O schande..). Allemaal initiatieven die in de loop van de jaren overgenomen zijn door de maatschappij en sindsdien in Nederland wettelijk geregeld zijn, en verworven rechten heten. Ik wil hier maar mee zeggen dat geschiedenis geen waardevrij begrip is. Tijdens mijn lagere schooltijd was het een kwestie van jaartallen, nu is er meer aandacht voor de sociale aspecten. Wel is duidelijk dat geschiedenis altijd geschreven wordt door de overwin­naars. En dat 'history' bijna nooit 'herstory' is.

Vandaar dat ik een keuze moet maken. Ik kies drie invalshoeken. De eerste is die van de verzuiling, de tweede die van de vrouwenbeweging en de derde die van de structurele kant van de kerk als organisatie. Deze drie startpunten geven me de gelegenheid een geschiedenisverhaal te vertellen waardoor het hopelijk mogelijk is de Nederlandse samenleving van nu beter te begrijpen. En dat zal toch de reden zijn waarom we vandaag bij elkaar zijn. Om te bediscussiëren welke tendensen in de maatschappij vanuit gelovig perspectief kansen en uitdagingen bieden, en aan welke ontwikkelingen we als religieuze vrouwen en mannen liever een halt zouden toeroepen.

Verzuiling
Ik begin met de verzuiling. Naar mijn weten is er geen land ter wereld dat dit begrip zo tot in de finesses heeft uitgewerkt als Nederland. In het fotoalbum van mijn moeder zit, gedateerd 1956, een zwart wit plaatje. Eronder staat 'Onze protestantse vrienden, kan dat wel?' Het zijn het hoofd van de protestantse school met zijn vrouw en twee kinderen van mijn leeftijd, in het dorp waar we woonden, aan de rand van het IJsselmeer. Mijn moeder stond voor de klas op de katholieke school, ik was toen al de oudste van vijf. Later kreeg ik nog twee zusjes. Er was een scheiding tussen protestants en katholiek, andere godsdiensten waren hooguit exotisch, maar niet in de nabijheid.

Katholieke kinderen speelden met elkaar, en niet met protestantse. Vaak waren er regelrechte kinderoorlogen, waarbij we scheldwoorden gebruikten die in onze kinderhoofden niet op hadden kunnen komen, dus waarmee we kennelijk de 'grote mensen' napraatten. Er waren katholieke harmonieën en fanfares. Men kaartte katholiek, zat bij de katholieke vrouwenvereniging en de katholieke jonge arbeiders, of werkgevers. Je had de verkennerij, katholiek en de padvinders, protestant. Andere mensen met andere godsdiensten ontmoette je als kind niet, de godsdiensten leerde je hooguit kennen door de geschiedenislessen op school En dat die 'gekleurd waren laat zich raden. Dat de samenleving zo in zuilen was opgebouwd had een historische reden. De Spaanse overheersing met de katholieke Alva, De protestantse vader des vaderlands Willem van Oranje (van dietschen bloed, zingen we nog altijd in het Wilhelmus) en de strijd om wie de staatsgodsdienst zou bepalen. In 1954 brengen de bisschoppen van Nederland het mandement ' de katholiek in het openbare leven van deze tijd' uit. Daarin wordt bijna wetmatig de katholieke zuil van regels voorzien: het mandement verbiedt een aantal 'verkeerde invloeden': luisteren naar de socialistische radioprogramma's van onder andere de VARA, maar ook lid zijn van het Nederlands Vak Verbond of andere socialistische vakbonden. Men mag geen lid zijn van de NVSH, de enige plek waar voorbehoedsmiddelen te verkrijgen waren, het lidmaatschap van de PvdA is verboden. Katholieken moeten de gelederen sluiten en op die manier, aaneengesloten en sterk door alle rangen en standen heen een bijdrage leveren aan het oplossen van de problemen van de moderne samenleving. Over welke ontwikkelingen het gaat is wel duidelijk voor wie de sociale geschiedenis van die tijd bekijkt. We spreken van de generatie net na de Tweede Wereld­oorlog, veel losgeslagen mensen, veel verdriet en schaamte, veel ondernemerszin om alles op te bouwen en een algemene wens om alles anders te doen. Maar vanuit deze gegevens ook de uitwassen die daarbij horen: overmatig drankgebruik, sterk veranderende normen en waarden op sexueel gebied ( het socialisme bepleitte de 'vrije liefde'), werkloosheid, woningnood. Natuurlijk was dit mandement onderwerp van veel discussie. Bevoogdend, vond men het. Of juist duidelijk. Er ontstond een scheiding tussen de intellectuelen en de arbeiders. Een cynisch grapje uit die tijd dat de katholieke samenwerking tussen kapitaal en kerk aantoonde: "Hou jij ze dom, dan hou ik ze arm', zei de directeur van de Sfinxaardewerkfabrieken tegen de plaatselijke pastoor. Ik kan in dit verhaal niet de hele geschiedenis vertellen. Daarvoor zijn ook naslagwerken te raadplegen. Maar deze verzuiling speelt tot op de dag van vandaag een rol in het Nederlandse gewone leven. Zelfs mensen van mijn generatie hebben niet mogen trouwen met hun echte liefde, omdat zij of hij protestants was. Al mijn katholieke vriendinnen komen uit grote gezinnen, familiebijeen­komsten zijn dus groot, want daaruit komen weer neefjes en nichtjes voort. (Zeven kinderen, vijftien kleinkinderen heeft mijn moeder.) Er is geen land in de wereld dat voor buitenstaanders zo'n raar omroepbestel heeft. Zelfs terwijl ik dit verhaal zit te tikken is er een discussie op de radio die de zenderkleuring tot onderwerp heeft. Het onderwijs is gerangschikt naar levens­beschouwing. Vooral katholieke en protestantse scholen (in de volksmond 'het bijzonder onder­wijs' als tegenhanger van het openbaar onderwijs), gewend aan het hebben van een identiteits­gebonden schoolleerplan worden vaker gewaardeerd door islamitische ouders dan de openbare, en daardoor krijgt de discussie over zogenaamde zwarte en witte scholen vaak een moralistisch tintje. De kranten zijn historisch gezien verbonden aan een zuil. Toen de Volkskrant het predi­kaat katholiek liet vallen verloor het dagblad veertig procent van zijn abonnees. Trouw hoort bij de protestanten... In het verenigingsleven is de benaming 'katholiek' bijna verdwenen, maar voor een traditionele vrouwenorganisatie als het Katholiek Vrouwen Gilde bracht het dreigend verlies ervan nog in 1985 een heftige strijd tussen de leden teweeg.

De vrouwenbeweging
Ik maak een overstap naar de gelovige vrouwenbeweging. Omdat vrouwen in de bewustwording van de betekenis van katholiek veel betekend hebben. Ook hier noem ik een aantal concrete gebeurtenissen als aanknopingspunt. In 1974 besloot het KVG de tot dan toe gebruikelijke geestelijk adviseur (die iedere katholieke vereniging – ook voetbalclubs – dienden te hebben), in te ruilen voor een vrouw die de levensbeschouwelijke vraagstukken in haar pakket had. Zij bedacht een project waardoor het mogelijk werd dat leden onderling konden uitwisselen wat het betekende een katholieke vrouw te zijn. Begeleidsters van gespreksgroepen werden opgeleid en in het hele land kwamen vrouwen bijeen. Opmerkelijk, want tot die tijd was geen van beide onderwerp van gesprek: katholiek was een vanzelfsprekendheid en behoefde geen verduide­lijking of verdieping, en dat je als vrouw dat geloof op een andere manier beleefde dan mannen was helemaal een noviteit. Er kwamen veel verhalen los. Voornamelijk ervaringen die spraken van vernedering en onbegrepen zijn. Maar ook verhalen van kracht en troost. Het feit dat ervaringen verteld mochten worden was vernieuwend. Een werkgroep van de Katholiek Raad voor Kerk en Samenleving stelde het boek 'Openbaring van de ervaring' samen. Waarin gebundeld werd wat vrouwen beleefden binnen de katholieke leefwereld. Wat erin stond was voor de bisschoppen aanleiding om te zeggen dat dit niet waar was. Zij gelastten onder druk van de vrouwenbeweging – die juist blij was met deze openbaring – een onderzoek. Dat overigens hetzelfde opleverde en dus niet algemeen bekend raakte. Vanaf toen ging het snel. In het boekje stonden aanbevelingen voor de kerkleiding. Een ervan was dat op ieder DPC in ieder bisdom een vrouw aangesteld zou moeten worden die specifiek aandacht zou besteden aan zaken van vrouw en kerk. Overal ontstonden groepen, soms gericht op het inhalen van de historische achtergrond van vrouwen, meestal met een feministischer inslag. Wat dat betekent laat zich het best illustreren door een button uit die tijd: 'I don't want your cake, I want the whole bloody bakery'.

In 1985 kwam de paus naar Nederland. Dat bezoek werd geregisseerd door het episcopaat, wat betekende dat zij bepaalden wie de paus te zien en te spreken zou krijgen. Bij die regie vielen de vernieuwende bewegingen buiten de boot. Al die groepen die zich bezighielden met geloof als maatschappijkritiek, die onderzochten en praktiseerden dat geloof een maatschappelijke lading heeft werden niet op de officiële audiëntie genodigd. Dat resulteerde in een – oorspronkelijk heel klein – plan onder de titel Platform Initiatieven Pausbezoek. 'Laten we een eigen bijeenkomst houden op het malieveld in den Haag. We bouwen een (tijdelijke) tent, en laten het 'andere gezicht' van de kerk zien. Het werd een samenkomst van 10.000 mensen die diepe indruk maakte op allen die erbij waren. Dat kleine initiatief werd de nu nog bestaande acht mei beweging. Voor de gelovige vrouwenbeweging werd deze bijeenkomst onverwacht een enorme impuls, omdat op het laatste moment professor Tine Halkes, een voorvrouwe van het eerste uur, niet mocht spreken bij de paus, maar vanzelfsprekend een meer dan hartelijk onthaal kreeg op het Malieveld. Er is in die relatief korte geschiedenis (de term feministische theologie dateert pas van 1972) ongelooflijk veel tot stand gebracht. Aan bewustwording van de specifieke positie van vrouwen binnen de theologie en binnen de kerk als organisatie. Op het gebied van scholing en deskundigheidsbevordering werd theologie vanuit feministisch perspectief, ook wel vrouwenstudies genoemd, en tegenwoordig genderstudies, van een specialisatiekeuze een verplicht vak op de universiteit. Er zijn meer vrouwelijke hoogleraren, hoewel nog steeds te weinig. Er zijn veel vrouwen gepromoveerd op kwesties die in de traditionele wetenschap niet bekend waren. Op pastorale scholen is aandacht voor de bijdrage van vrouwen en haar ontdekkingen. De theologe Schüssler-Fiorenza heeft het vroege christendom nauwgezet bestudeerd en van daaruit verregaande conclusies getrokken over de positie van vrouwen. Daarmee heeft ze bijgedragen aan een zelfbewuste, autonome houding van katholieke vrouwen.

De vrouwenbeweging heeft met groot succes de kwestie van sexueel geweld, binnen het gezin en binnen pastorale relaties op de agenda van de kerken geplaatst. De anti-armoedebeweging heeft de positie van bijstandsvrouwen verduidelijkt en zowel binnen de "Arme kant van Nederland' als binnen de gevestigde kerken gezorgd dat er seksespecifiek wordt gekeken naar zoiets materieels als geld en het tekort eraan. Het netwerk 'verkeerd verbonden' werd opgericht, en daarmee werd zichtbaar hoeveel lesbische vrouwen werkzaam zijn of zich zeer betrokken voelen bij de kerk. (Dit is op dit moment opnieuw nieuws nu de zegening van andere relaties dan het huwelijk binnen de kerken gevoerd wordt) Sinds de jaren zeventig zijn er vrouwen die de verantwoorde­lijkheid voor parochies hebben als pastor, hoewel dat aantal naar mijn mening alweer aan het teruglopen is.

In 1987 vond in Nederland de eerste oecumenische vrouwensynode plaats. De eerste van drie. Aan de orde waren daar alle zaken die voor de kerken (protestants en katholiek) vanuit vrouwen­oogpunt van belang waren. Armoedebestrijding, economische positie van vrouwen. De grote discussie rond de verschillen tussen zwart en wit, en de anti-racismebeweging. En last but not least de kwestie van het ambt voor vrouwen. Hoewel de paus de discussie over de toelating van vrouwen voor het priesterambt gesloten en verboden heeft verklaard zijn nog steeds vrouwen actief. Want zolang de leiding van de kerk nog vastgekoppeld zit aan de wijding is er van gelijk­berechtiging binnen de kerk geen sprake.

Maar het terrein waar de grootste invloed van de vrouw-en-geloofbeweging te zien is, is dat van de liturgie. Na het Vaticaans concilie, waar het aggiornamento -het bij de tijd brengen van de kerk een thema was, en de liturgie in de landstaal gevierd ging worden, werd de viering van de gemeenschap onderworpen aan de inzichten van vrouwen. Ontdekt werd hoe bijbellezingen eenzijdig werden gebruikt, hoeveel liederen androcentrisch van aard waren, hoeveel exegesen de traditionele rol van vrouwen benadrukten. De toenemende belangstelling van vrouwen om zelf bijbel te lezen en te bestuderen is daar een hoopvol resultaat van. Drie jaar geleden verschenen bij Gooi en Sticht de boeken 'Tot zover deze lezing', het a, b en c jaar van het lectionarium, becommentarieerd door vrouwen. Voor zover ik weet een unicum in de wereld. Onlangs promoveerde Dr. Denise Dijk met het proefschrift 'Een beeld van een liturgie', over de rol van vrouwen en het belang van inclusief taalgebruik bij de viering.

Hoewel het enthousiasme van de feministische golf binnen de kerk een beetje lijkt af te nemen zijn de verworvenheden die ze teweeg heeft gebracht niet meer weg te denken.
Organisatiestructuur van de kerk
Tenslotte wil ik dit geschiedenisverhaal besluiten met een uitstapje naar iets heel saais. Namelijk de structuur van en de organisatie binnen onze moeder de kerk. Van groot belang in de Neder­landse kerkgeschiedenis waren twee concilies. Het Vaticaans concilie noemde ik al, vanwege de invloed daarvan op de liturgie en het tijdsverstaan van katholieken. Dat concilie vond plaats in de eerste helft van de jaren 60. Er wordt grote nadruk gelegd op de dienende taak van de kerk in de wereld. In 1966 verschijnt de 'nieuwe catechismus', die in heel veel gespreksgroepen uitgebreid besproken wordt. Ook in 1966 begint in Noordwijkerhout het pastoraal Concilie. Daar wordt vooral gewezen op het belang van de dialoog tussen kerkleiders en wetenschappers, tussen leiding en basis. Men noemt 'dialoog' als wezenskenmerk voor de kerk in de moderne wereld. De kerkelijke wereld kreeg een inspirerend en bevlogen gezicht. Het draagvlak wordt groter en men zoekt naar vormen om democratische beginselen te vertalen naar de kerkelijke organisatie. (Tekenend is de verandering in de codex : niet meer een priester krijgt een parochie, maar een geloofsgemeenschap krijgt een pastor). Deze periode krijgt in de kerkgeschiedenis de naam 'Hollandse lente', want bijna alle vaststaande gegevens van de interne organisatie worden bespreekbaar: de vormgeving van de liturgie ( op een aantal plaatsen in Nederland kent men zogenoemde 'beatmissen'), de ambtsstructuur (het aantal dispensaties voor priesters die willen trouwen is groot en vaak kunnen zij blijven werken als pastoraal werker), het celibaat van pries­ters en de vernieuwing van parochiestructuren. Bijna overal ontstaat in plaats van een parochie­bestuur een parochievergadering, waardoor het aantal betrokkenen bij de kerkorganisatie groeit, maar ook het bestuur een veel pastoraler, inhoudelijk karakter krijgt. De uitbreiding van dioce­sane pastorale centra in ieder bisdom wijst op een grote behoefte aan deskundigheids­bevordering van leken en professionals.

En toch is het met die lente niet helemaal uitgekomen. Vooral de laatste tien jaar laten zien dat de verwachting naar een democratischer invulling van de organisatie een wensdroom is die wellicht vooral in Nederland leefde. Ik wil om dat te demonstreren u de piramidevorm voor­leggen. De werkorganisatie van de kerk bestaat uit een mannelijke piramide. Met helemaal bovenin de paus, en dan in geledingen, via kardinalen en bisschoppen de priesters.

Ondanks de Nederlandse geschiedenis die een tijdlang beloofde te leiden naar een kerk waar de gelovigen vorm zouden kunnen geven aan hun eigen geloofsgemeenschap, inspraak zouden kunnen hebben bij de aanstelling van een parochiepastor, mee inhoud zouden kunnen geven aan de manier waarop zij bij elkaar willen komen om te vieren, te leren en te dienen, is er een kentering gaande. Pastoraal werkers zijn door de nota 'meewerken in het pastoraat' op hun plaats, die van de geschoolde leek' gezet. Priesters mogen zoals de laatste Vaticaanse richtlijn luidt, niet meer van het altaar afdalen om hun gelovigen beneden de vrede te wensen. Parochies fuseren of worden gesloten opdat de bediening door een priester gemakkelijker wordt, de eucharistieviering wordt weer heilige mis. De wetenschappelijke theologiestudie zoals die was gestationeerd bij de universiteiten waardoor er minstens controle mogelijk was op het niveau van de opleiding is in een aantal bisdommen weer verplaatst naar private seminaries, waar een totaalopleiding tot priester gegeven wordt. Bovendien is daar de opleiding niet meer voor iedereen toegankelijk. We lijken terug te keren naar een sacrale kerk, waar de diaconie naar de zijlijn wordt geschoven. Waar de nieuwsgierigheid naar het levend geloof dat vraagt en zoekt naar wat waarheid is vervangen wordt door kant en klare antwoorden volgens de kerkleer.

Is dat erg? De geschiedenis zal het uitwijzen. Wel weet ik, dat de plaats van vrouwen pijnlijk vacant is. En weet ik ook dat velen die de geschiedenis meemaakten moe zijn geworden van het niet uitkomen van hun verwachtingen en de eindeloos lijkende strijd om samen, gelovigen en bisschoppen, kerk te zijn. Ook weet ik dat je niet altijd van de geschiedenis kunt leren. En dat het toch, ook nu weer, his-story is, of wordt, in plaats van herstory. Gelukkig zijn gelovigen niet voor een gat te vangen. Zij die geloven haasten niet, en een groot geloof zal bergen verzetten. Ik ben er dan ook van overtuigd dat, ook al wordt de relevantie van kerk als organisatie minder groot in de Nederlandse samenleving, de uiterst katholieke wens om gemeenschap te vormen het zal winnen. Daarvoor hebben we in Nederland de perfecte vorming genoten, daarvoor zal hoop ik het ideaal van vele gelovigen een richtsnoer zijn.
Missionaris in Nederland
lezing Elsy Pazhayattil Varghese

Beste collega's. Zo mag ik jullie toch wel noemen? Door het CMBR is mij gevraagd of ik hier vandaag iets wilde vertellen over mijn persoonlijke ervaring als missionaris in Nederland.

Ik ben lid van de missiecongregatie Dienaressen van de H. Geest. In onze constitutie staat dat wanneer in een provincie tien zusters of meer tegelijjk de eeuwige gelofte afleggen er minstens drie uitgezonden moeten worden naar overzeese landen. Zo kreeg ook ik in 1992 missiebenoeming en wel voor Nederland. We zijn een echte internationale congregatie. We werken in 39 landen met 3500 leden.
Mijn ontvangst in Nederland
De ontvangst was warm en hartelijk binnen de provincie. Toch werd een cultuurshock me niet bespaard. De eerste dag ging ik naar de politie, onderweg zag ik niemand op straat. Ik vroeg aan de zuster die meeging: "Waar zijn de mensen?" "De mensen leven in huis en niet op straat." Ik verwachtte dat ik meteen aan de slag zou kunnen gaan, maar toen kwam ik er al gauw achter dat in Nederland alles volgens de wet geregeld moet worden, en ik kreeg geen werkvergunning. En dan de lege kerken…

Ik was niet erg gemotiveerd om naar Europa te komen, maar uit dankbaarheid voor alles wat de Europese provincies voor India gedaan hebben, heb ik ja gezegd. Tot de jaren tachtig zonden alleen de Europese provincies zusters uit naar de zogenaamde 'derde wereld'. Nu is het andersom.

De Nederlandse provincie heeft ervoor gekozen zich in te zetten voor de kansarmen in onze geseculariseerde wereld. Om dit te kunnen realiseren is zij echter aangewezen op hulp van zusters van overzee, omdat de vergrijzing zo sterk is toegenomen en er praktisch geen jonge vrouwen ingetreden zijn de laatste jaren. Daarom hebben de Nederlandse zusters van onze congregatie ons uitgenodigd. Het goede nieuws is dat na zevenentwinig jaar we twee jonge zusters en een novice hebben.

Omdat ik in Nederland wel een verblijfsvergunning kreeg, maar geen werkvergunning – ik ben nl. verpleegster en vroedvrouw – ben ik, na een jaar de Nederlandse taal geleerd te hebben, op zoek gegaan naar geschikt werk. Volgens mij was niemand kansarm in Nederland. Dat was althans mijn eerste indruk. Na veel gesprekken en meer oriëntatie moest ik mijn mening al gauw herzien. Vooral in grote steden zoals Den Haag, Amsterdam-Bijlmer, Heerlen, Rotterdam en zeker veel andere zijn er helaas nog veel mensen met weinig levenskansen.
Mijn indruk over Nederland
· De mensen zijn vriendelijk en behulpzaam, wat me bijvoorbeeld vooral opvalt bij de politie. Dat was ik vanuit India niet gewend.
· Nederland is tolerant met betrekking tot vluchtelingen en mensen in nood. Ik bewonder allerlei acties die ondernomen worden om hulp te verlenen aan de derde wereld. Verder is te denken aan taalles, uitkeringen, verzekeringen.
· Veel goeds wordt er gedaan door vrijwilligers en vrijwilligsters, en door vrijwillige organisaties en instellingen.
· Ik vind dat privacy en onafhankelijkheid soms overdreven zijn. Dat leidt tot eenzaamheid, vooral onder de ouderen. Soms zijn deze gedwongen om naar bejaardenhuizen te gaan.
· Ik ben verbaasd over het hoge percentage echtscheidingen en over het samenwonen zonder getrouwd te zijn.
· Ik ben ook verbaasd over de zorg voor de huisdieren die soms belangrijker zijn dan de kinderen.
· Ik ben blij met de vrijheid en tolerantie die Nederland geeft aan de verschillende religies en groeperingen. Ook met betrekking tot vluchtelingen en mensen in nood. Ik bewonder allerlei acties, die ondernomen worden om hulp te verlenen aan de derde wereld.
Mijn indruk over de Kerk
Toen ik naar Nederland kwam, had ik me de kerk anders voorgesteld: een bloeiende kerk in een christelijk land. Helaas, het is niet waar! Acht jaar geleden kwam ik naar een parochie in Limburg die heel traditioneel is. Als je me vraagt naar mijn indruk van de kerk in Den Haag: die is hoopgevend. In vergelijking met het bisdom Roermond is ons bisdom nog flexibel. Er is ook oecumenische samenwerking en samenwerking met andere religies.

Men zegt dat Nederland een missieland is geworden. We spreken tegenwoordig over het kerkelijke en religieuze leven in een crisissituatie. In het Japans en het Chinees heeft het woord crisis twee betekenissen: enerzijds gevaar, vernietiging, en anderzijds mogelijkheden, doorbraak, nieuwe opening. Ik probeer in deze situatie een uitdaging te zien tot nieuwe mogelijkheden.
Mijn opdracht
De opdracht die ik meekreeg van de congregatie was: leven en werken te midden van kansarmen. We proberen dat te doen in dienstbaarheid, diaconie van de kerk, of zo u wilt, van onze congregatie. Mijn dienstbaarheid bestaat onder andere in:
· werken bij buitenlandse prostituees
· Engelse les geven aan buitenlandse vrouwen en mannen
· zieken bezoeken
· lid zijn van de interreligieuze studiegroep Hindoes – Christenen
· werken als oproepkracht bij de particuliere thuiszorg
· lid zijn van het provinciale bestuur.

Communiteitsleven
In onze multiculturele omgeving, de Haagse Schilderswijk, proberen we ons als communiteit, die bestaat uit zes leden (twee paters en vier zusters) van vier verschillende nationaliteiten, in te zetten voor de gemarginaliseerden. Dat was het besluit van de laatste kapittels van de SVD en de SSpS.

Tot besluit probeer ik weer te geven hoe ik mijn verblijf in Nederland tot nu toe heb ervaren. Missionaris worden is een uitdaging en is tevens een verrijkende ervaring. Het was een avontuur voor me. Ik leerde de taal, het sociale leven, en iets van de cultuur van Nederland kennen. Daardoor leerde ik mijn eigen cultuur nog meer waarderen.

Mijn missionaire zending betekent voor mij, gegrond als ik was in mijn eigen wortels: vaarwel zeggen tegen mijn eigen vaderland, vaarwel zeggen tegen mijn moedertaal. Jullie hebben mij voldoende wortels gegeven om elders mijn vleugels uit te kunnen slaan. Dat vaarwel zeggen betekent voor mij veel innerlijke strijd tussen mijn wortels en mijn vleugels. Ik ben mij bewust dat, wanneer we echt samen kunnen leven, dat onze wortels dan zeggen: "Laat ons een tent bouwen om hier thuis te zijn." Onze vleugels zullen dan zeggen: "Zet je reis voort, sluit je niet op in je eigen grond, houd de droom wakker tot aan de andere kant van de wereld. En dat was voor mij Nederland.
GespreksvragenNa de toespraken van Donne Schmaal en van Elsy Varghese gingen we uit elkaar in drie groepen. In alle drie de groepen kwamen de volgende vragen aan de orde:
Voor de groepen 's morgens:
Maak even kennis met elkaar, zeg je naam en bijvoorbeeld even je eerste indruk over het gehoorde. Lees de vragen door en kies samen met welke vraag je zult beginnen. Het gaat er niet om de 'goede' antwoorden te vinden, maar om een gesprek waarin je met elkaar uitwisselt en je gedachten scherpt rond de positie van religieuzen in Nederland. Beslis op het eind samen welk punt je aan iedereen in de zaal wilt laten weten en kies wie vanuit jullie groep dat zal doen.

1. In de lezing wordt gesproken over het verschijnsel 'verzuiling'. Herken je dat ook nu nog in Nederland? Herken je bijvoorbeeld de KRO nog als een katholieke zender? En vind je dat die godsdienst- en klasseverschillen nog meespelen in het dagelijkse beeld van mensen? Hoe is dat in vergelijking met het land dat jij goed kent? Hoe waardeer je een en ander?

2. Wissel met elkaar uit wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen waar je zelf vandaan komt en Nederland. Hoeveel invloed heeft het Vaticaans Concilie gehad? Hoe is daar de relatie tussen vrouwen en de katholieke kerk? Heb je opmerkelijke dingen gehoord als je die vergelijking trekt? Iets dat je niet eerder bedacht had?

3. Wat vinden jullie moeten katholieken in Nederland de komende tien jaar zeker doen? Wat kunnen ze beter laten? En wat denk je kan de rol van religieuze instituten zijn? Is er een toekomst en op welke wijze? Hoe ziet die eruit?
Voor de groepen 's middags
1. Wat vonden jullie ervan om naar Nederland te gaan? Was het jullie eigen keuze of deed jullie instituut een beroep op jullie? Wist je van tevoren wat je te wachten stond?

2. Komen jullie eigen indrukken van Nederland overeen met wat zuster Elsy vertelde, of hebben jullie ook heel andere ervaringen?

3. Wat vinden jullie dat er goed gaat in de kerk in Nederland, en wat gaat er niet goed? Vind je ook dat de kerk in Nederland in een crisis verkeert, zoals Elsy aanduidt? Waar liggen dan 'gevaar en vernietiging' en waar zie je 'mogelijkheden, doorbraak, nieuwe opening'?

4. Hoe ziet jullie communiteitsleven er uit: hoeveel mensen, waar vandaan, wat doen jullie samen, hoe bidden jullie? Zijn er dingen die je liever anders zou zien?

5. Vind je het belangrijk dat er speciale aandacht gegeven wordt aan de positie van religieuzen die vanuit andere landen naar Nederland zijn gekomen? Zo ja, wat zou het is dan belangrijk om te bespreken? Wat zouden de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) en het CMBR kunnen doen? Wat zouden de bisschoppen kunnen doen?

De groepsgesprekken en de plenaire afsluiting
De deelnemers gingen na beide toespraken in drie groepen uiteen. Na de toespraak van Donne Schmaal werd er vooral gesproken over de sociale en kerkelijke situatie in Nederland. 's Mid­dags, na de toespraak van Elsy Varghese, ging het vooral over de eigen beleving van het leven en werken in Nederland. Het zou te ver voeren om van alle groepsgesprekken een complete samenvatting te geven. Toch willen we enkele van de gemaakte opmerkingen hier vermelden.
De Nederlandse samenleving
Wat direct opvalt in Nederland is dat godsdienst in het dagelijks leven nauwelijks een rol lijkt te spelen. Het gaat niet erg best met het kerkelijk leven. De inleiding over de verzuiling maakte wel iets duidelijk over hoe bepaalde dingen hier gegroeid zijn. Ook werd het veel duidelijker hoe veel er veranderd is in de Nederlandse kerk en hoe snel dat is gegaan. De verzuiling mag in het maatschappelijk leven goeddeels verdwenen zijn, binnen de kerk zelf is er ook sprake van verzuiling. Er zijn verschillende richtingen te onderscheiden die weinig contact met elkaar lijken te hebben.

De verzuiling in de maatschappij als geheel is grotendeels verdwenen. In dat licht is de oecumenische samenwerking een hoopvol teken. In onze landen van herkomst is dat ook een issue. Wat dat betreft kunnen we van elkaar leren. In Nederland werken kerken veel samen en ook kerkmensen met niet-gelovigen. Je kunt zelfs wel zeggen dat de samenleving als geheel opener is geworden. Dit wordt nog versterkt doordat er nu veel meer mensen uit andere culturen in Nederland wonen.

In Nederland is er veel gewerkt aan veranderingen binnen de kerk. Vooral de positie van vrouwen is een punt van discussie. Het ziet er niet naar uit dat er binnen korte tijd veel zal veranderen aan het standpunt van de hiërarchie hierover. Wel kan er gewerkt worden aan verandering van onderop.

Waar is nu echt behoefte aan in Nederland? Waar moet de kerk aan werken? Hierover komen verschillende uitspraken. Sommige deelnemers constateren dat er veel behoefte is aan religieuze vorming. Dat moet dan niet gebeuren op ouderwetse manieren, maar op een wijze die mensen van deze tijd aanspreekt. Veel mensen zijn zoekend. Ze proberen een betekenis aan het leven te geven die verder gaat dan het alledaagse. Er bestaat een zekere openheid voor het religieuze aspect van het leven. Bij jongeren is die openheid zeker voelbaar. Zij hebben meestal geen godsdienstige socialisatie gehad en zijn tamelijk blanco. Daar moeten wij als kerk op inspringen. Daar hebben ook onze kloosters een rol in.

Anderen benadrukken dat er ook in Nederland nog mensen zijn voor wie de gewone menselijke behoeften nog niet eens vanzelfsprekend zijn. Er is veel negativiteit: mensen die niet meetellen, eenzaam zijn, weinig te besteden hebben, achtergesteld worden. Daar moet tegen gestreden worden en dat is een belangrijke taak van de kerk. De kerk moet primaire menselijke waarden voorleven.

Hoe dan ook: eerste vereiste is om naar de mensen toe te gaan en samen met hen iets te ondernemen. Dat is missionaire inzet.
Leven en werken in Nederland
Daarmee waren we ook al gekomen aan het tweede onderwerp: het hier leven en werken als religieus komend vanuit een andere cultuur, een ander land. Zuster Elsy had hierover in haar inleiding veel verteld en dat was heel herkenbaar. Hoe kom je hier terecht, hoe kijken de mensen tegen je aan en hoe kijk je zelf aan tegen wat je doet?

Een heel herkenbaar punt uit Elsy's toespraak was dat het naar Nederland gaan zelden een eigen keuze is. Het instituut doet een beroep op je en je geeft daaraan gehoor. Het gemis van thuis is soms groot. Het is ook belangrijk om de band te onderhouden. De meeste instituten hebben ook als regel dat je eens per twee of drie jaar enkele maanden naar je eigen land op verlof mag gaan. Dat is heel waardevol.

Naar Nederland gaan betekent meestal een hele culture shock. De taal is natuurlijk een probleem, maar ook andere dingen maken het moeilijk om je aan te passen: andere omgangs­vormen, het belang dat gehecht wordt aan privacy. Dat soort dingen merk je ook in het communiteitsleven. Het is niet gemakkelijk om hier een beetje te aarden. Het leven in een communiteit kan ook met zich meebrengen dat je voortdurend aan het werk bent. Veel groepen maken afspraken om dat te voorkomen.

Voor de kerk is authenticiteit wezenlijk. Zij moet haar profetische rol op zich nemen. De kerkelijke crisis stelt daarmee indringende vragen aan het religieuze leven. Als religieuzen vanuit diverse culturen willen we volop betrokken zijn bij die vragen. We willen graag een bijdrage leveren aan het kerkelijk leven in Nederland. Niet alleen omdat we dat als onze taak zien, maar ook omdat sommige ontwikkelingen van hier zich op meer plaatsen voordoen, of in de toekomst op ons af zullen komen. Het religieuze leven en de missionaire inzet van religieuzen kan van grote betekenis zijn voor Nederland. De kerk zal in moeten gaan op de noden en vragen van de gewone mensen. Als religieuzen zullen we daarbij dichtbij de mensen moeten gaan staan, om samen met hen te werken aan menselijke waardigheid.
Plenaire nabesprekingNa afloop van de gesprekken in groepen 's middags, werd er plenair doorgepraat om conclusies te verwoorden en om enkele wensen op tafel te leggen:
Conclusies over het religieuze leven in Nederland
§ Het is van belang om naar mensen toe te gaan. Alleen dan kun je samen met hen iets doen als missionaris.
§ Er is een rol weggelegd voor de religieuze instituten. De mensen in Nederland zijn zoekend. Religieuzen kunnen hun iets bieden wanneer zij de kloosters openstellen voor mensen die op zoek zijn naar spirituele verdieping.
§ Van de andere kant moet er ook in Nederland nog gestreden worden voor menselijke basiswaarden. Ook hier heeft niet iedereen wat hij of zij nodig heeft. Daarin mag de kerk haar profetische taak niet verloochenen.
§ Niet alleen de samenwerking tussen priesters en religieuzen is nodig, ook de samenwerking met de gewone mensen moeten we stimuleren.
§ Er zijn andere, nieuwe vormen van religieus leven nodig, die dichtbij de mensen staan.
§ Verzuiling heerst ook binnen de kerk. Progressieve en conservatieve kerkleden leven nogal langs elkaar heen.
§ De Nederlandse maatschappij is geleidelijk aan opener geworden onder invloed van de toenemende multiculturaliteit. Dat is een goede ontwikkeling die verder moet gaan.
§ We moeten werken aan een kerk die openstaat voor mensen. Dat moeten we doen op onze eigen plekken. Daarom moeten we ons ook bezinnen op wat we zijn en waar we naar toe willen als religieuze instituten.
Wensen en verwachtingen
§ Cmc en knr zouden kunnen helpen om niet alleen een verblijfsvergunning te krijgen voor religieuzen uit het buitenland, maar ook een werkvergunning. De professionele inzet verdient erkenning.
§ Terwijl de kerken leger en leger worden, zien we wel een grote openheid bij jongeren. Daar moeten we iets mee doen.
§ Dit soort bijeenkomsten moet vaker georganiseerd worden, maar dan met Nederlandse religieuzen erbij.
§ Het zou goed zijn als er vanuit de religieuze instituten een acculturatiecursus wordt geboden.
§ Wij zouden graag uitgenodigd worden op de Open-Hofdagen, die de Nederlandse bisschoppen organiseren voor hun missionarissen.

De afsluitende viering
1. Lied Kami hunjukkan padamu
2. Korte impressie van enkele deelneem(st)ers
3. Lezing: Twee of drie in Uw Naam
Twee of drie is niet veel. Zeker niet als de ene blind is, de ander doof en een derde kreupel is.

Twee of drie is oneindig meer dan één alleen, zeker als de ene blind, de ander doof en een derde kreupel is.

Want de blinde wordt het oor voor de dove en de dove wordt het oog voor de blinde, en samen dragen zij de kreupele, en zo gaan ze alle drie waar één alleen niet komen kan.

'Twee of drie in mijn Naam': dat is de uitgesproken hoop van U, Drie-ene, over de kinderen der mensen – en overal waar mensen twee aan twee of drie aan drie elkanders sterkte delen en elkanders zwakte dragen, daar bent U in hun midden.

Met twee of drie kunt u de hele wereld aan en begint U steeds opnieuw wat onbegonnen lijkt: blinden zien en doven horen, stommen spreken en lammen gaan, en voor wie gevangen zaten gaat een bevrijde wereld open.

Met twee of drie durft U het wonder aan, dat stenen veranderen in brood, dat water verandert in wijn, en dat eenlingen veranderen in gezworen kameraden.

Met twee of drie, die met elkaar het brood willen delen, doet U herleven de honger naar gerechtigheid.

Met twee of drie, die de beker heffen op een toekomst met állen houd U in leven de dorst naar vrede.

Twee of drie is niet veel, maar voor U is het genoeg voor een nieuw begin.

4. Gelegenheid tot spontane voorbede
5. Gebed
God, onze Vader,
Wij zijn Uw kerk hier op aarde,
Uw volk, op weg naar nieuwe toekomst.
Wij hebben geschiedenis, een lang verleden,
met licht en duisternis.
Maar altijd bent U onze God geweest.
Wij vragen U: zend ons Uw Heilige Geest!
Wij willen ons leven vernieuwen.
Wij willen de kerk, uw volk, opbouwen, samen met U,
door onze gebeden, onze bijeenkomsten
en door ons werk.
Wij kunnen dat niet uit onszelf.
U maakt Uw kerk nieuw,
U doet haar groeien op aarde.
Roep haar op, om Uw woord te volgen Jezus Christus.
Hij leeft voor U en zijn broeders.
In Zijn naam vragen wij U ons te helpen,
nu wij ons bezinnen op de kerk
die wij samen moeten worden.
Geef ons dat we als familie groeien
en de komst bereiden van Uw rijk.
Waar U leeft en God-met-ons bent,
Nu en in alle eeuwen.
(gebed uit Papoea-Nieuw-Guinea)

6. We are many parts

Naamlijst
Op de ontmoetingsdag waren de volgende personen aanwezig.

zr. Accursia Widyarti Franciscanessen van Veghel Veghel
zr. Anacleta Boreddy JMJ Vught
zr. Aresta Widayati Liefdezusters Car. Borromeus Maastricht
zr. Marie Teresita Bravo Franciscanessen van Veghel Veghel
zr. Andrée Brivoal Kleine Zusters van Jezus Amsterdam
zr. Clara Bungai Missie- en Aanb. zrs. v.d. H. Familie Steyl
zr. Elodia Almada Casco Dienaressen van de H. Geest Brunssum
zr. Cecilia Liefdezusters Car. Borromeus Maastricht
p. Marianus Jehandut SVD Den Haag
zr. Grace Lyimo Kleine Zusters v.d. H. Joseph Heerlen
zr. Mariani Made Zrs. van Onze Lieve Vrouwe Amersfoort
zr. Juliet Mateo Dienaressen van de H. Geest Den Haag
zr. Mauricia Oggier Kleine Zusters van Jezus Amsterdam
zr. Melina Polo Dienaressen van de H. Geest Brunssum
zr. Ana Dorinda Repolda SFIC Den Bosch
zr. Veronica Rudyati Missie- en Aanb. zrs. v.d. H. Familie Steyl
zr. Benedicta Runtung JMJ Den Bosch
zr. Irmina Saini SFIC Den Bosch
zr. Maria Lourdes Santos Franciscanessen van Veghel Veghel
zr. Lucia Schnekemberg Zrs. H. Maria M. Postel Vleuten
zr. Alfonsa Sudaryati Zrs. v.h. Arme Kind Jezus Simpelveld
zr. Auxilia Tandayu JMJ Vught
zr. Christina Tandayu Kleine Zusters v.d. H. Joseph Heerlen
zr. Elsy Pazhayattil Varghese Dienaressen van de H. Geest Den Haag
br. M. Helling Amsterdam
br. Thomas Bone Broeders van Huijbergen Huijbergen
br. Didakus Diwa SVD Nieuwegein
zr. Cresencia Lagunsad Liefdezusters Car. Borromeus Maastricht
zr. Domenico Koestinah Liefdezusters Car. Borromeus Maastricht
zr. Valsa Koreth JMJ, (cmbr) Den Bosch
zr. Cira Lourens Franciscanessen van Mariadal, (cmbr) Amsterdam
zr. Paule Keusters Zrs. v. Liefde Tilburg, (knr-bestuur) St.-Michielsgestel
mw. Donne Schmaal (spreekster) Haarlem
mw. Carlien Witte (Missiologisch Instituut) Nijmegen
dhr. Johan Naron (cmc) Den Haag
zr. Gerda van Gogh Franciscanessen van Veghel (cmbr) Veghel
zr. Marie-Anne Kras Zrs. Augustinessen (cmbr) Heemstede
zr. Vera Ros Kleine Zusters v.d. H. Joseph (cmbr) Eindhoven
dhr. Tom Boesten (cmbr) Den Haag
dhr. Ad Leys (knr-bureau) Den Bosch
[1] Het Zuiden is een term voor Latijns-Amerika, Afrika, Azië en soms ook Oost-Europa.

going back to home page krl